
Van typemachine tot digitale dossiers: Cuni werkt al 50 jaar bij Rijnstate
Op je zestiende starten in het ziekenhuis en vijftig jaar later daar nog steeds met plezier aan het werk zijn: dat is niet niks. Cuni Jurrius begon haar loopbaan op het Preoperatief Assessment-lab van het voormalige Gemeenteziekenhuis en is sindsdien een vertrouwd gezicht binnen Rijnstate. In september gaat ze met pensioen, maar haar werk helemaal loslaten? Dat doet ze voorlopig nog niet.
Een verlegen meisje met een liefde voor medisch werk
“Ik hielp thuis eerst mee in de bedrijven van mijn ouders en broers,” vertelt Cuni. “Maar de zorg trok me altijd al. Ik heb zelfs nog even gedacht aan de opleiding tot apothekersassistente, maar dat bleek toch niet mijn ding. Het medische sprak me veel meer aan. Ik kijk nog steeds graag naar medische programma’s.”
Haar eerste baan was als archiefmedewerkster, tussen de metalen kasten en stapels papieren uitslagen. “Heel anders dan nu. Alles op papier, op alfabet natuurlijk. Later mocht ik uitslagen typen op een mechanische typemachine, en uiteindelijk op zo’n elektrische van IBM. Ik was best verlegen toen, maar had vooral veel zin om aan de slag te gaan.”

Een ziekenhuis dat bleef veranderen – en zij veranderde mee
Cuni maakte de groei van Rijnstate van dichtbij mee. Ze werkte jarenlang in een tijdelijk gebouw (barak) bij het Gemeenteziekenhuis, verhuisde later naar het Irene Kinderziekenhuis, en was erbij toen afdelingen werden samengevoegd. “Dat leverde veel nieuwe collega’s op, waar ik nu nog steeds contact mee heb. We zien elkaar nog geregeld, gaan lunchen of een dagje weg. Heel waardevol.”
Haar werkpad liep via Pathologie, Gynaecologie, het Pijncentrum en Dermatologie. Onderweg volgde ze opleidingen tot medisch secretaresse en doktersassistente. “Bij Gynaecologie kreeg ik voor het eerst echt patiëntencontact. Ik mocht zelfs assisteren bij vruchtwaterpuncties. Dat vond ik prachtig. Maar door nieuwe regelgeving mocht dat op een gegeven moment niet meer. Toen besloot ik zelf de opleiding tot doktersassistent te gaan volgen.”
Werken op de Polikliniek Pijngeneeskunde was in het begin wel even schakelen. “Patiënten komen daar met veel pijn, en dat maakt het contact soms intens. Mensen kunnen onredelijk of zelfs boos zijn — dat is begrijpelijk, maar ook pittig. Zeker als je zelf juist de neiging hebt om te willen helpen.” Cuni volgde weerbaarheidstrainingen en leerde om beter haar grenzen aan te geven. “Gelukkig werk ik in een team waarin we goed op elkaar letten. Als een gesprek uit de hand dreigt te lopen, neemt een collega het over. Ook artsen en leidinggevenden staan achter je. Dat maakt dat je je gesteund voelt en het volhoudt.”
Van ‘dokter en u’ naar ‘hé, hoe is het?’
In de loop der jaren veranderde niet alleen de organisatie, maar ook de omgang met collega’s en artsen. “Vroeger was er veel afstand. We spraken artsen aan met ‘dokter’ en ‘u’, en er was zelfs een intercom waar de patholoog-anatoom ons mee kon oproepen – én afluisteren, als het rode lampje brandde. Nu is het veel persoonlijker. Je leert elkaar meer kennen.”
Haar werkplezier haalt ze uit het samenwerken. “Gewoon samen de schouders eronder, met af en toe een lolletje. En natuurlijk het patiëntenbelang voorop.” Ook buiten werktijd blijft Cuni in beweging. “Ik fiets van Rheden naar Elst, vaak iets eerder zodat ik onderweg een mooie foto kan maken. Die zet ik dan op Strava of laat ik aan collega’s zien.”
Op naar een nieuw hoofdstuk
In september komt er officieel een eind aan haar loopbaan, maar helemaal stoppen doet ze nog niet. “Ik blijf voorlopig één dag per week werken bij Dermatologie, als vakgroepassistente om mijn werkzaamheden over te dragen. Daarnaast ga ik oppassen op mijn kleindochter – die net geboren is – en ik blijf lekker wandelen, fietsen, fotograferen en tuinieren. Mijn man is al met pensioen en sleutelt aan een oude Landcruiser. We vermaken ons wel.”
Tot slot: Cuni’s gouden tip voor werkplezier
Wat ze de nieuwe generatie mee wil geven? “Het is niet erg als je hard moet werken, maar je moet er wel voldoening uit halen. Anders zit je niet op de juiste plek. Samenwerken is zó belangrijk. En blijf nieuwsgierig. Er is altijd iets nieuws te leren. Minder bureaucratie zou trouwens ook geen kwaad kunnen,” voegt ze er lachend aan toe.
Wat haar grootste tip is om zo lang bij één werkgever te blijven? “Blijf jezelf uitdagen. Rijnstate is zo groot en veelzijdig – er is altijd wel een afdeling of specialisme waar je je thuis kunt voelen. Voor mij werkte een kleiner, hechter team het best. Daar voel ik me op mijn plek.”
Cuni, bedankt voor je tomeloze inzet, je betrokkenheid en je mooie verhaal. Geniet van deze mijlpaal – en van alles wat er nog op je pad komt.